Ik herinner me twee voorvallen uit mijn jeugd, waar ik tot mijn verbazing geraakt werd ik door woorden dat ik zelf geschreven had
Op de lagere school schreef ik een opstel over een moedige stamleider in de tijd van de grote volksverhuizing. Het verhaal weet ik niet meer. Alleen dat deze man uiteindelijk was overleden en opgebaard lag op een vlot. Het treurende volk stond op de rivieroever en keek toe hoe het stoffelijk overschot van de geliefde leider naar zee dreef. Nu zou ik het mooi gevonden hebben als er ook nog bij gezongen werd. Maar of ze dat toen deden weet ik niet meer. Wat ik wel weet dat ik dat opstel heel vaak gelezen heb.
Toen ik psychologie studeerde kregen we in een werkgroep de opdracht om de gedachtes op te schrijven van een peroon die door een hersenbloeding blijvend verlamd is geraakt. Mijn hoofdpersoon was, in tegenstelling tot mezelf, een heel handig iemand. In het opstel zag hij voor zich al het materiaal uit zijn werkplaats dat hij nooit meer zou kunnen gebruiken. Deze opsomming van zijn gereedschap en van hetgeen hij er ooit mee gemaakt had, greep me zó aan dat ik niet mijn vinger durfde op te steken om een voorlees-beurt te krijgen. Bang dat ik zou moeten huilen.