Columns

Gé schrijft tweewekelijks een column in Dagblad de Limburger.

    Regering’s Rock & Roll

    2 februari 2019

    Een mooi book heb ik gelezen: From the corner of the Oval Office van Beck Dorey-Stein. Zij was een van de stenografen van President Obama. Want, net zoals zijn voorgangers, liet Obama alle contacten met de media, zoals speeches, persconferenties, interviews, zelfs off the record-gesprekken, opnemen en letterlijk uittypen. Als verweer tegen foute citaten. ( Zou Rutte dat ook doen?)

    Beck is 26 als ze in 2012 via een sollicitatie, zogenaamd bij een advocatenkantoor, wordt aangenomen op het Witte Huis. In dit boek beschrijft ze haar leven in de daarop volgende vijf jaar.

    Laat ik vertellen wat ik Rock & Roll aan dit boek vind. Allereerst de taal. Dorey-Stein formuleert scherp in een super snel 2020 Amerikaans. Zó boeiend dat ik geen enkele zin of passage overgeslagen heb. Maar soms vatte ik ’t niet de eerste keer.  

    Bij voorbeeld: ze strooit met afkortingen. Nooit praat ze over Obama, maar altijd over POTUS: President Of The United States. De First Lady is dan ook FLOTUS. HRC is Hilary Rodham Clinton.

    Weliswaar is er veel Fucking dit en Fucking dat, maar het stoorde me niet. Wel dacht ik: Beck, spreek je ook zo als je moeder erbij is? Dat geeft ook meteen het dubbele van onze heldin aan: ze blijft ondanks alles de netjes opgevoede dochter van een welgesteld gezin, die verbaasd kijkt naar wat er om haar heen allemaal gebeurt en zich zorgen maakt of ze daarbij wel het correcte mantelpakje draagt.

    Als ik veel tijd zou hebben zou ik de Nederlandse vertaling willen lezen. Want dat lijkt me een flinke klus geweest  te zijn. Alleen die titel al. Dit hebben ze er van gemaakt: 

    Wanneer kun je beginnen? Als je eerste echte baan bij Obama in de Oval Office is. Tja. Ik vind de Oval Office al erg raar. Waarom niet het Oval Office? Bovendien: het kan aan mij liggen maar zelfs bij de derde lezing van haar sollicitatie zie ik nergens een vraag die je zou kunnen vertalen met Wanneer kun je beginnen? Is over deze titel wellicht een besluit genomen door de Marketing-afdeling?

    Het verhaal dat Dorey-Stein vertelt is ook R&R. Ze begint als dat bescheiden meisje dat geen idee heeft wat ze moet doen. Maar na een paar maanden heeft ze haar taak onder de knie. Het is vooral POTUS’ woorden opnemen en uittypen. 

    Ze wordt echter ook onderdeel van een soort popgroep op wereldtournee. In Air Force One (AF1), het presidentiële vliegtuig, vliegt Obama van hot naar her. Om zich heen heeft hij een heel gevolg met regelneven, speechschrijvers, beveiligers én Beck Dorey-Stein. Net zoals de roadies bij het bandje meestal ruiger leven dan de artiesten, zo let POTUS heel goed op zichzelf terwijl zijn gevolg de bloemetjes buiten zet. 

    Jee, wat wordt in dit boek veel gezopen. Beck is nogal van de cocktails. Ze drinkt White Russians (Google: Kahlua, wodka en room) en Cape Codders.(Google: wodka met cranberrysap) (Beck, wat zegt Ma hiervan?)

    Niet voor niets is het motto van het boek een citaat van Hunter S. Thompson, de man die zijn persoonlijke verslagen van drank- en drugsgelagen Gonzojournalistiek noemde. Thompson beschreef alle middelen die hij gebruikte maar Beck houdt het gelukkig alleen bij veel drank.

    Ja, en dan is er natuurlijk haar liefde. Of beter gezegd: het verraad daarvan. Want Beck wordt verliefd op Jason, de iets oudere regerings-roadie hoog in de hiërarchie. Wat een lul! Verliefd schrijft ze hoe zij ruikt dat hij mint-snoepjes heeft gehad. Ik dacht steeds: Kind toch! Dump deze pepermunt-rol. Die zak pakt iedereen die hij krijgen kan en laat je stikken als het hem uitkomt.(Luister naar je Ma!)

    Als lezer weet je niet of ze hem wel echt kan loslaten. Zelf als Jason gaat trouwen met een ander laat ze hem tóch nog toe. Ze noemt hem dan wel mooi: My maybe man.

    Qua Rock & Roll: in haar boek komt veel muziek voor. Naar speciale renliedjes luistert Beck als ze ’s morgenvroeg gaat joggen. Ze citeert zangers. Met haar vrienden gaat ze naar bandjes kijken. Op haar website staat nu zelfs een leuke  playlist van liedjes die in boek voorkomen. 

    In het voorwoord zegt ze dat ze de namen van personages veranderd heeft. Mocht iemand toch menen zichzelf te herkennen dan adviseert ze hem te  luisteren naar het derde nummer van Carly Simon LP No Secrets. Die plaat heb ik gehad. Dat liedje heet: You’re so vain.

    Net zoals een goede song geloofwaardig is, zo geloof ik ook Beck. Ik geloof dat ze het prachtig vond om een waardig onderdeeltje te zijn van de machtige Yes we can-machine, ik geloof dat ze het gevoel had dat Obama ertoe deed, ik geloof dat ze knettergek was op die mint-lul Jason, ik geloof haar hoe ze, vlak voordat het voorbij was, met haar Pa, Ma, broer en zus in The Oval Office trots samen met POTUS op de foto gaat, ik geloof haar beschrijving van het laatste optreden van Barack Obama. Zó eindigen tournee’s. 

    Na de verkiezingen heeft ze nog even onder Trump gewerkt. Maar bij hem houdt ze het snel voor gezien. Tot slot twee observaties uit die laatste werkweken: 

    – Onder Obama stonden er Chevrolets en Toyota’s op de medewerkers-parkeerplaats bij het            Witte Huis. De nieuwe vazallen van Trump arriveren  na de verkiezingen in Porsches en Maserati’s. 

    • In de Air Force One komt Trump met zijn vrouw langs Beck’s stoel gelopen. Hij zegt: Hello. Beck staat op en zegt: Hi Sir. Zij doet een stapje terug om de President ruimte te geven. Maar: Trump takes a step forward, into my personal space. Hello, he says again. Beck kijkt naar Trump’s vrouw. Die kijkt naar de  grond.
    Lees verder →

    Musical

    29 december 2018

    29-12-18

    Een musical-fan was ik nooit. Maar de afgelopen dagen heb ik me opvallend goed geamuseerd bij twee totaal verschillende voorstellingen. Evita donderdag in Maastricht en vrijdag in Heerlen Soof.

    Het eerste wat me opviel was dat aan beide producties goede Nederlandse tekstschrijvers hadden gewerkt. Nergens hoefde ik me te ergeren aan rare woordaccenten. Jaren geleden zag ik, ook in Maastricht, Cyrano de Bergerac met Rian van de Akker. Rian vond ik goed maar ín die próductíe lagén de klemtonén soms tergénd vreemd. 

    Wat werd er beide dagen goed gezongen!  Komt dat door al die musical-opleidingen? Donderdag vond ik Brigitte Heitzer én René van Kooten ijzersterk. Indrukwekkend hoe ze zonder begeleiding perfect zuiver konden inzetten in een toonsoort, die niets te maken had met het vorige lied. 

    Bij Soof raakte Maaike Boerdam me met Deze armen. Julia Nauta was een perfecte puber-rockrebel in Weg van hier. Prachtnummers! Ja, ook dat hadden beide avonden gemeen: keigoede liedjes. Huil niet voor mij Argentina is Evita’s evergreen. Een volle koffer in een kale gang kende ik niet maar dat is ook een pareltje.

    Zowel voor de muziek, de regie als het verhaal geldt: Evita is klassieker, Soof meer rock&roll.

    In Evita musiceert een groot ensemble dat verstopt zit achter een prachtig decor met schuivende delen, verrijdbare trappen en video-beelden. Bij Soof is de achtergrond mooi maar minder spectaculair. Een viermans popbandje speelt, steeds vol in beeld, op een soort steiger achter de draaibare keuken.  

    Waren er geen minpunten? Nou, weinig. Halverwege de tweede akte was ik bij Evita even de aandacht kwijt. Soof vond ik qua dans niet groots. Maar ja, ze hadden in die keuken ook nauwelijks plaats. Daarentegen waren de Argentijnse choreografieën weer ijzersterk. 

    Opvallend: 80% (schat ik) van de Soof-bezoekers waren bezoeksters.

    Wat ik ook mooi vond: de schouwburgen van Heerlen, Maastricht en Venlo werkten samen bij de Evita premiere en Parkstad Limburg Theaters is zelfs coproducent van Soof. Laot gaon!

    Want als je ziet hoeveel medewerkers zo’n musical heeft, dan bewonder ik iedereen die aan zoiets durft te beginnen. In deze tijd! Volgend jaar ga ik weer.

    ‘ne Gooie roetsj!

    Lees verder →

    Lente

    21 maart 2018

    21-3-18

    Er zaten twee duiven op het tijdelijke hek rondom de opgraving in de Roermondse Neerstraat. Die duiven deden wat duiven moeten doen op de eerste lentedag. Ze maakten elkaar het hof. Hij fladderde om haar heen. Zij schoof steeds op.

    Verstand van duiven heb ik niet. Maar het zou me verbazen als die twee daar tot de daad gekomen zijn. Tenzij duiven het heel snel doen. Want hij zat wel ’n keer op haar. Héél even. Mocht dat het dan toch geweest zijn, dan heb ik te doen met duiven.

    Die vogels hadden uiteraard geen oog wat er onder hun pootjes te zien was: een antiek stenen wegdek dat toevallig was blootgelegd.  Vóór de voormalige Hubo (gesloten sinds december) wilde de gemeente namelijk een boom planten. Maar toen kwam deze oude Neerstraat tevoorschijn. Die vondst doet haar straatnaam wel eer aan. Want ze ligt minstens een halve meter lager dan het huidige wegdek.

    Vorige week werd dit oude plaveisel blootgelegd door professionele archeologen. Ze waren met drie man: twee gravers en een woordvoerder. De laatste gaf antwoord op de alle vragen van het winkelpubliek. Heel interessant: onder de bestrating van maaskeien hadden ze een nóg ouder wegdek gevonden, van klei. Daarin zaten niet alleen menselijke voetafdrukken, maar ook pootafdrukken van varkens.

    Vrijdag zijn de geschiedgravers vertrokken. Sindsdien is er niets gebeurd. Behalve die twee duiven dan.

    Vanuit de Neerstraat liepen we naar ons stembureau. Heerlijk: stemmen in het Stadhuis. Dat geeft me toch het idee dat we iets belangrijks doen. De plechtige stilte daarbinnen verbrak ik een beetje omdat ik mijn vrouw komisch vond.  Zij vertelde dat ze, bij haar allereerste stemronde, gevraagd had of ze ook moest betalen.

    Vrolijk liepen we naar buiten en de vriendelijk ijsboer was al zijn terrasje aan het opzetten. Laot de lente maar kómme!

    Lees verder →

    Gevaar

    7 november 2017

    De Limburger 4-11

    Een concert komt soms in gevaar door onverwachte gebeurtenissen. Maar goede dirigenten kunnen dan de zaak toch naar hun hand te zetten.

    Zo stond ik in 2013 in de Roermondse Oranjerie met het Limburgs Symfonie Orkest. Zij zaten toen in een spannend fusieproces met hun Brabantse conculega’s. Laat nou de interimbestuurder, die dat samengaan begeleidde, bedacht hebben om hierover te speechen tegen de muzikanten op de bühne vlak vóór ons optreden. Wat die man zei weet ik niet, maar zelden zag ik zo’n verongelijkte groep musici de artiestenfoyer binnenstormen. Ze waren woest. Ik dacht: Daar gaat mijn concert.

    Maar de Vlaamse dirigent Etienne Siebens zorgde in mijn ogen ervoor dat op het podium alle zakelijke beslommeringen uit de hoofden verdwenen. Hij kwam op, concentreerde zich en zette toen het instrumentale openingsnummer in. Maar het tempo was véél hoger dan tijdens de repetitie. Ik vond dat geniaal. Etienne gaf gas als een muzikale Max. Volgens mij wilde hij laten zien: Hier moet muziek worden gemaakt en de baas op de bühne ben ik!

    Twee weken geleden zag ik ook iets dergelijks maar toen bij een amateur orkest. Ik zat in de zaal van de Oranjerie bij het Bondsconcours-optreden van Fanfare Sint Wiro uit ’t Reutje bij Sint Odiliënberg. Het orkest kwam op onder groot applaus. Er volgde een spannende stilte. Maar opeens stond een saxofoniste op en liep naar achter.

    Toch kondigde de presentator dirigent Bart Deckers aan en het orkest ging staan. Maar … Bart kwam niet. Dat voelde ongemakkelijk. De muzikanten kregen een teken en namen verbaasd weer plaats.

    Een oudere mijnheer uit Haelen naast me zei: Oei, noe waerd ’t lestig.

    De presentator kwam terug, vertelde dat er Een probleempje was en ging. De Haelense mijnheer dacht dat de saxofoniste nu met een kapot instrument naar Adams in Ittervoort scheurde. Maar nee, daar kwam zij terug. Onder luid geklap.

    Nogmaals werd Deckers aangekondigd en wat hij toen deed vond ik ook geniaal. Want zelfs als alles normaal verloopt is zo’n concours al zenuwslopend.

    Bart kwam op, nam het applaus in ontvangst en draaide zich om naar zijn orkest. Maar vóórdat hij op de bok ging staan nam hij tijd. Laat het vijf of tien seconden geweest zijn. Of hij iets gezegd heeft hoorde ik niet. Maar in mijn ogen was dat moment wezenlijk voor het prachtige optreden, dat volgde. Bart zocht met elke muzikant oogcontact. Alsof hij duidelijk wilde maken: Zó, en nu is de Oranjerie van ons. 

    Haelen fluisterde bewonderend: Det duit’r sjoeën!

    Lees verder →

    Geert

    10 oktober 2017

    De Limburger 7-10-17

    Geert Henderickx is dood. Al meer dan een maand. Pas deze week las ik dat en het raakte me. Want ik heb Geert hoog zitten. Ook ben ik hem dank verschuldigd.

    Vreemd trouwens dat er niets in deze krant stond. Geen advertentie. Geen In Memoriam. Terwijl Geert, in mijn ogen een top muziekjournalist, uit Grathem kwam.

    Vorig jaar hadden we nog contact omdat ik terecht was gekomen op zijn website www.popstukken.nl. ( Die mooie site is nog steeds operationeel. )

    We maakten kennis rond 1974. Met onze groep Zimmermann speelde ik toen in De Metro in Heel (ik word nóg moe als ik denk hoe vaak we daar boxen en zelfs Hammond-orgels hebben versjouwd, in en uit die kelder) en tot onze prettige verbazing schreef Geert erover in Muziekkrant Oor.

    Dat tijdschrift blijkt helaas geen digitaal archief te hebben en ik weet nu dus niet meer wát hij toen schreef. Maar dát hij over ons schreef, dat hebben we geweten. Kritdju! Opeens werden we gevraagd buiten Limburg. We kregen zelfs een contract om een halfjaar lang iedere maand één donderdagavond te komen spelen in Paradiso, Amsterdam.

    Van het een komt het ander. Maar een en ander begon met Geert.

    Als ik aan hem terugdenk dan kom ik op drie woorden: bescheiden liefhebber en trouw. Geert musiceerde zelf niet en dat is een bijna opluchtende uitzondering in de popjournalistiek. Hij was gewoon gek van muziek. Daarom wilde hij muzikanten in het spotlicht zetten en vooral zelf buiten beeld blijven. Ik ben nóg trots op het grote interview dat we hadden voor Oor in 1992.

    Trouw vond ik hem omdat hij me nooit onheus behandeld heeft. Is dat dan uitzonderlijk? Nou, Geert was gelukkig niet de enige. Maar sinds 1974 heb ik me een paar keer gekwetst gevoeld door Limburgse journalisten. Kijk, van gefundeerd harde kritiek kan ik leren. Maar het doet pijn als een bekende je opeens, volkomen onverwacht, moedwillig afbrandt. De eerste keer ging ik uithuilen bij Toon Hermans. Hoewel Toon natuurlijk divisies hoger speelde, vond ik het een troost dat het hem ook was overkomen. Toon noemde het bewust neersabelen van opkomende provinciegenoten zelfs typisch Limburgs. Maar Geert uit Grathem deed dat niet.

    Ik liet mijn vrouw Geert’s foto zien en zij zei meteen: Hij was van dat leuke stel uit Utrecht dat vaker naar onze Cd-presentaties kwam. Geert had dan altijd de fijne gewoonte om een cadeautje te geven. Terwijl ik dit schrijf klinkt zijn laatste presentje: de Cd Nat King Cole, Rare Radio Recordings & Soundies.

    Geert, merci!

    Lees verder →

    Vijfentwintig jaar

    21 mei 2017

    De Limburger 20 mei 2017

    De Smoeshaan is een kroeg aan de Leidsekade in Amsterdam, naast Theater Bellevue,.

    Al vijfentwintig jaar houden wij daar onze presentaties. Al zing ik in het Limburgs, als Nederlandse artiest wil ik mijn platen ook ten doop houden in Amsterdam. Want in die buurt zitten alle landelijke media en die komen niet naar Roermond. Ja, wel bij aardbevingen, overstromingen of als er een wethouder omkukelt. Maar anders niet.

    Wellicht denkt u: waarom in De Smoeshaan? Nou, vanwege het Limburgse bier dat ze daar al een kwart eeuw tappen. Toentertijd vond de directeur van, ik zal geen merk noemen, een brouwerij uit Gulpen het leuk om ons in natura te steunen met gerstenat. De nieuwe bierleiding vindt dat gelukkig nog steeds.

    Vijfentwintig jaar geleden overhandigde Huub Stapel mij het eerste exemplaar van de CD ‘Blood’. In mijn plakboek zit nog een foto. Waat ’n menkes!

    Afgelopen maandag werd De Liedjeskast gelanceerd. Dit is een gratis on line programma op oefenen.nl, bedacht door mijn vrouw Marjan Suilen, om taalregels te leren. Samen schreven we de liedjes. Tweede Kamer-voorzitter Khadisha Arib nam de CD in ontvangst. Vanwege haar waren maandag ook twee kamerleden van de partij. Nou moe! Eén twitterde zelfs over De Liedjeskast.

    In 1992 hadden we nog een fax en zeker geen mobiele telefoon. De uitdrukking ‘vaste lijn’ bestond ook nog niet. Want dat was de enige lijn die je had. Toen moest je gewoon optelefoneren naar Amsterdam om een hotel te reserveren. Tegenwoordig is er daar geen kamer meer te krijgen en had Marjan via een of andere website een mooi appartement aan de Ceintuurbaan gehuurd. Drie hoog. Ik wordt nu nóg bang als ik denk aan die akelig lange smalle trap.

    Blood was mijn eerste plaat die alleen op CD verscheen. Het voorafgaande album was nog geperst op vinyl. Nu is mijn muziek behalve op CD ook te beluisteren op Spotify.

    Als je dat zo bekijkt zou je denken: Waat is t’r toch väöl verangerd wó. Maar is dat wel zo? Zijn dit eigenlijk niet allemaal randverschijnselen? Want een goed liedje blijft een goed liedje, of het nou op LP, CD of iTunes staat. En leuke mensen blijven leuke mensen, of ze je nou bellen met een iPhone 25 of op de vaste lijn. Hetzelfde geldt trouwens ook voor klootzakken.

    Maar sommige dingen zijn in vijfentwintig jaar gelukkig helemaal niet veranderd. Ook afgelopen maandag waren Marjan en ik de laatsten van ons gezelschap om het pand te verlaten. Maar toen moest ik aan de Ceintuurbaan nog wel die rot-trap op.


     

    Lees verder →

    Ottensamer

    9 mei 2017

    Wat doe jij hier?, hoor ik in de grootste boekhandel van Groningen. De vraag komt van dirigent Floris de Wever waarmee ik al drie keer heb opgetreden. Maar hij dirigeert niet alleen, Floris blijkt hier te werken. Voor de keten, waar deze boekenzaak toe behoort, is hij inkoper van klassieke CD’s. Jij zou denken dat het vak CD-inkoper langzamerhand gerekend kan worden tot de oude ambachten. Niets is minder waar. Floris laat me trots zijn grote afdeling zien. Iedere maand kiest hij voor zijn klanten een speciale advies-CD en dat werkt heel erg goed. Wat zou je mij adviseren?’, vraag ik.

    Floris wordt heel enthousiast: New Era van Andreas Ottensamer. Die CD is net uit. Zo mooi! Andreas is de solo-clarinetist  van de Berliner Philharmoniker en zijn vader én zijn broer bespelen hetzelfde instrument bij de Wiener. 

    Verkocht. Floris heeft gelijk: het is een super CD die ik dagelijks draai. In de eerste plaats vanwege de prachtige muziek voor klarinet en orkest. Allemaal stukken die een relatie hebben met het rijke hof van Mannheim, waar in het tweede deel van de achttiende eeuw de beste musici wilden spelen. Mozart was helemaal weg van de sound van het orkest daar. Hij was er op doorreis en schreef als 22-jarige aan zijn Pa (vrij vertaald.) Ach, hadden wij ook maar klarinetten!

    Ottensamer bespeelt dat instrument prachtig. Er komen virtuoze trekjes voorbij maar het gemak waarmee hij die brengt is jaloersmakend. Bovendien blaast hij fantastisch zuiver. Dat is nog niet zo gemakkelijk op een blaasinstrument, hoor. Kijk, een goed gestemde piano klinkt altijd zuiver, maar bij een blaasinstrument moet de muzikant de toon maken met zijn adem, met zijn lippen, zeg maar met zijn hele lijf.

    Wat ik ook zo mooi vind is hoe hij varieert met de klank van zijn instrument. In de opgewekte passages klinkt zijn klarinet helder, scherp. Terwijl hij in sommige langzame passages een omfloerste doffere toon laat horen. Daar speelt hij steeds mee.

    In deze muziek worden vaak korte passages herhaald. Ottensamer laat die herhaling dan altijd anders klinken. Vaak zachter maar nooit minder intens.

    Weet u: de klassieke sterren van nu hebben Youtube ontdekt. Ik heb gisteravond daar de clips van de CD bekeken. Wat blijkt: er is geen dirigent. Als een popster leidt Andreas het orkest!

    Floris had gelijk: deze CD is een aanrader. Het gekke is dat ik op zijn advies nóg twee CD’s heb gekocht, van andere musici. Maar, vanwege Ottensamer, zitten die nog steeds in de verpakking.


     

    Lees verder →

    Het Rosenberg Trio

    13 februari 2017

    Dagblad de Limburger 11-2-2017

    Waarom gebruiken mensen woorden? Om iets te benoemen zou ik zeggen. Maar het Engels heeft 3.000 verschillende benamingen voor dronkenschap. Drieduizend! Waarom? Een wetenschapper zegt dat al deze woorden nodig zijn om, ik citeer: ‘die situatie een beetje te verhullen.’ Dus Engelsen bedenken nieuwe woorden voor zat zijn omdat ze zich schamen dat ze wéér aangeschoten rondzwalken. That I can understand.

    Maar wat betekent het als mensen ergens géén woorden voor nodig hebben? Ik ging daarover denken, nadat ik het Rosenberg Trio had opgenomen. Bij de repetitie vertelde ik dat het stuk in A majeur stond, maar de drie mannen keken elkaar aan, begonnen te lachen en zeiden: Laat maar horen. Dus ik speelde het liedje voor en snel hadden ze het nummer onder de knie. We praatten nog wat na en ze vertelden dat ze dus nooit akkoorden benoemen. Op de vraag of er in de Sinti-taal woorden voor waren antwoorden zij: ‘ Dat valt best tegen.’  Wo! Ik ben gewend dat muzikanten allerlei termen gebruiken om over muziek te communiceren. Eigenlijk was het hele conservatorium zelfs de inwijding in een soort elitaire geheimtaal.

    Tot mijn bewonderende verbazing blijken deze zigeuners zonder te kunnen. Zo speelde Stochelo Rosenberg ergens heel mooi een Kruis Elf akkoord. (Voor de geïnteresseerden: C Kruis Elf = C E G Bes D Fis) Toen ik tegen hem zei dat ik die greep daar prachtig vond, moest ik voorspelen waar ik het over had.

    Het Rosenberg Trio heeft dus geen theorie nodig. Zij spelen. En hoe! Ik voelde de hechtheid waarmee ze musiceren. Dat is het resultaat van já-ren samenspelen. Stochelo staat als sologitarist natuurlijk in het middelpunt. Terecht, want hij soleert onnavolgbaar indrukwekkend. Een held! Maar de broers Nonnie en Nouche, op de contrabas en de slaggitaar, geven neef Stochelo de werkelijk waanzinnig solide basis van waaruit hij kan schitteren. Zij spelen zó ritmisch dat je geen moment slagwerk mist.

    Jaloers ben ik op muzikanten die mij op die manier kunnen meevoeren. Dat zijn er niet veel. Want net zoals het Engels 3000 woorden heeft om dronkenschap te verhullen, zo ken ik gitaristen die strooien met Kruis Elf akkoorden maar mij niet kunnen raken.

    Het Rosenberg trio kan dat wel. Mijn conclusie is dat zij muziek zó benijdenswaardig normaal vinden dat ze er geen woorden voor nodig hebben. Die drie mannen maken niet alleen samen muziek, zij zijn muziek.


     

    Lees verder →

    (Alma) Tadema

    19 januari 2017

    De Limburger 14-1-17

    Wat doet u op een vrije middag in een vreemde stad?

    Ik ga dan graag naar een museum.

    Zoals laatst toen we in Leeuwarden speelden. We kwamen aan om ’n uur of twee en eerst, zoals altijd, een dutje. Daarna liep ik door de kou naar het Fries Museum voor de tentoonstelling Alma-Tadema. Klassieke verleiding.

    Binnen stond een rij. Gelukkig kon ik onder het wachten de levensbeschrijving van de schilder lezen op een muur. In 1836 kwam hij ter wereld in het Friese Dronryp als Lourens Tadema. Maar in 1912 werd de man in de St Paul’s Cathedral in Londen begraven als Sir Lawrence Alma-Tadema. Waarom is zijn naam veranderd? Voordat ik dat kon achterhalen ging de deur open.

    Wat een mooie expositie! Tadema kon schilderen met een fotografie-overtreffende precisie. De subtitel Klassieke verleiding is goed gekozen. Je ziet namelijk veel aantrekkelijke mensen, vooral jonge vrouwen, uit de Griekse en Romeinse oudheid in mooie poses, met blijmakend licht en in schitterende decors. Alles klopt tot in het kleinste detail. Opvallend hoe natuurlijk al het stof van die toga’s valt. Vakwerk!

    Slenterend door de mooie zalen leerde ik ook iets over die naamsverandering. Dat heeft hij zelf gedaan, in twee etappes. Hoewel zijn familie een jurist in hem zag vertrok Lourens al als zestienjarige om te studeren aan de Antwerpse kunstacademie. In Vlaanderen voegde hij zijn tweede voornaam Alma bij zijn achternaam. Helaas las ik nergens waarom.

    Heel interessant vond ik het dat de ontmoeting in 1864 met kunsthandelaar Ernest Gambart zo belangrijk was geweest voor de Tadema’s carrière. Achter een succesvolle artiest staat vaak een slimme handelsman.

    ‘Zou onze Roermondse Pierre Cuijpers hem gekend hebben? En zo ja was Pierre dan niet een beetje jaloers op zijn Friese tijdgenoot?’, waren vragen die opkwamen. Want Alma-Tadema vertrok naar London, noemde zich Lawrence en werd een wereldster. Hij concentreerde zich op de klassieke oudheid en in 1899 werd hij als grootste schilder van zijn tijd geridderd tot Sir Lawrence.

    De tentoonstelling kan ik aanraden. Mocht u willen gaan, dan heeft u tot en met 7 februari de tijd.

    Het schilderij dat me nog het meest bijstaat van deze fijne vrije middag in Leeuwarden is klein. Het heet De wijnwinkel. Je ziet een Romeinse wijnhandelaar die, over zijn toog leunend, aan zes mannen uitlegt wat ze zojuist geproefd hebben. Die mannen kijken zó geïnteresseerd, dat ik er nu nog dorst van krijg. Proost!


     

    Lees verder →

    Slappe lach

    18 december 2016

    De Limburger 17-12-16

    Vandaag precies twintig jaar geleden was ik te zien in het NOS Journaal, zowel om zes uur als om acht uur. Weet u waarom? Omdat Toon Hermans ’s morgens gebeld had. Hij werd die dag 80 en had zelf geen zin in TV. Maar hij vroeg of ik, als zijn producer, over hem zou willen praten.

    Ik vond dat erg eervol maar ook net zo spannend. Bibber bibber, Het Journaal komt mij thuis! Van de opnames herinner ik me alleen dat ik voortdurend de slappe lach had. Op een gegeven moment lagen we allemaal in een deuk: de cameraman, de geluidsman en de vrouwelijke reporter.

    Toen ik onlangs in Hilversum speelde ben ik naar dat oude nieuwsbulletin gaan kijken bij Beeld en Geluid, het museum van de omroep. Op TV was jammergenoeg niets te zien van de hilariteit.

    Afgelopen halfjaar werden we in de media een beetje overladen met Toon. Om een evenwicht te vinden heb ik iedere dag tien minuten mijn aandacht gericht op onze samenwerking van twintig jaar geleden. Niet alleen genoot ik van de twee CD’s, waarvoor Toon mij gevraagd had als producer. Ook was het heerlijk om naar de DVD van zijn laatste One Man Show te kijken. Toon had mij ook bij die registratie de eindverantwoordelijkheid gegeven over het geluid. Bovendien heb ik met veel plezier voor het eerst weer een deel van de opnames beluisterd die we bij hem thuis in Bosch en Duin maakten. Zowel Toon als ik liepen altijd rond met een cassetterecorder en ook daar werd veel gelachen. We werkten hard maar hadden ook lol.

    Nu we het toch over lol hebben:  26 augustus 1996 was een van de hoogtepunten. We gaven die dag een persconferentie in België over de CD ‘Ik zing van het leven’. Ik schrijf wel ‘we’ maar de pers kwam natuurlijk voor Toon. In een zaal van het chique Antwerpse Park Lane Hotel (dat nu niet meer bestaat) zaten wij tweeën achter een tafel met voor ons heel veel Vlaamse journalisten. Voor mijn idee waren ze er allemaal. Ik voelde me kleine Petrus naast grote Jezus. Na het vragenuurtje was er een fotosessie in de tuin. In mijn plakboek zitten artikelen uit alle Vlaamse kranten van de volgende dag. De beste foto vind ik die uit De Gazet van Antwerpen. Kijk maar op mijn Facebook: Toon en ik gieren van de lach. Wat een mooi beeld voor een plezierige én vruchtbare samenwerking.

    Lees verder →